Regisseur
Noah Janssen (1995) studeerde in 2022 af van de Toneelacademie Maastricht. Hij werkt dit jaar aan verschillende projecten, waaronder bij ZuidZone en een voorstelling geïnspireerd door de steenhouwerij van zijn vader, in Opitter, die dit jaar de deuren gaat sluiten. Hij woont in Amsterdam en geeft les aan de Amsterdamse Jeugdtheaterschool.
“Ik liep een tijdje stage bij de Theaterkrant in Amsterdam, die hebben een kantoortje bij ITA in de Schouwburg. Ik had een sleutel van kantoor en kwam een keertje op een gek tijdstip aan om rustig te werken. Was het daar superdruk bij de ingang! Er waren heel veel studenten en er stond een beetje een oud mannetje. Ik nam die man mee de lift in, maakte een flauw grapje, babbelde kort, begeleidde hem naar de wc en zette hem af bij een volle zaal.”
“Dat bleek Peter Brook te zijn, schrijver van ‘De lege ruimte’, een theatervernieuwer waar veel studenten en docenten het over hadden. Toen dacht ik, ‘dan moet ik dat boek toch maar gaan lezen’. Boekje gekocht, maar wat denk je, nooit gelezen.” lacht hij. “Maar ik las wel een interview waarin hij zei dat het belachelijk was dat studenten zoveel theorie moesten leren, dat het veel intuïtiever kan en moet. Je moet je eigen plan trekken.”
“Theater is doen. Ik denk dat het daarop neerkomt. Niets zo belangrijk als het doen en het onderzoeken in een ruimte. Het is belangrijk om wat aan te kloten, te proberen. Iemand zei eens: ‘alle ideeën die ik te stom vind, die voer jij wel uit’. Het gaat om het vertrouwen dat je uiteindelijk iets zult vinden. Dat betekent niet dat ik overloop van zelfvertrouwen. Ik denk dat ik best naïef ben, ik stel de stress uit en stop die weg. Maar daardoor komt het meestal wel goed! Ik kan aan veel twijfelen, vind echt niet al mijn werk goed. Maar op het moment zelf, tijdens het maakproces, word ik daar niet onzeker van.”
“Ik ben geboren in Echt en daar ook dialectsprekend opgegroeid. Ik heb bijna mijn hele leven in Limburg gewoond. Ik heb er destijds wel even over nagedacht om in Amsterdam te gaan studeren en heb me ook aangemeld daar, maar toen bleek het in Maastricht zo fijn. De toneelacademie heeft nog best een schools karakter. Je hebt je klasje en maakt samen dezelfde ontwikkeling door. Dat is fijn maar ook intensief en pittig. Het is dan heel fijn dat je binnen een kwartiertje bij Sint-Pieter bent om tot rust te komen.”
“Nu ik in Amsterdam woon, merk ik dat Maastricht een mooie tussenstop is geweest, al was het ook een impulskeuze om hiernaartoe te verhuizen,” lacht hij. “Iedereen ging richting de Randstad. Toen dacht ik, dan moet ik die boot niet missen. Ik was nogal bang voor het zwarte gat. Dat idee van, nu moet ik heel ijverig alles wat met theater te maken heeft gaan doen. Het lesgeven aan de Jeugdtheaterschool kwam daaruit voort, maar het bevalt goed. Het is heel elementair; pubers laten ontdekken wat theater is en wat het kan betekenen. Dat bevalt me heel erg en ik krijg er zelf ook nieuwe inzichten door.”
“Ik begin in maart bij ZuidZone. Het is fijn dat ik daar niet met een vooraf uitgedacht plan hoef te komen: eerst koffie drinken met wijkbewoners en vertrouwen winnen. Ik was even bang dat het allemaal monologen of dansjes moesten worden, maar de organisatie was er juist wel fan van dat er ook beeldend, intuïtief theater wordt gemaakt. Ik vind het tot nu toe het mooiste om voorstellingen in een zaal te maken, maar met ZuidZone of dat project bij mijn vader ga ik ook nieuwe vormen ontdekken. Samen met mensen die niet opgeleid zijn voor het theater of nooit naar het theater gaan. Het is spannend, want de garantie dat het zal slagen hebben we niet per sé, maar juist daar heb ik wel zin in.”